Generatie I

I.1 Wilhelmus van Berge alias Slangen          Nuth (Grijzegrubben)
Wilhelmus, in een akte uit 1597 “Willem van Berge alias Slangen” genoemd, woonde in Grijzegrubben. De naam van Berge slaat er mogelijk op dat hij woonde op de Bergerhof, een "laethof" (grote boerderij) tussen Grijzegrubben en Hunnecum. Willem is geboren rond 1510-1520 en gestorven in 1577 of 1578. Hij had tot 1578 meer dan 5 bunder land "die bergher Driessen" in pacht en betaalde jaarlijks 6 vaten rogge als pacht. Die grond was deels verder verpacht; Willem beheerde die als "ophelder". In 1610 kreeg Ercken Dijrck Slangen soen (IV.1) die grond in pacht en na zijn dood in 1660 Aret, zoon van Lens Slangen (V.9). In 1568 verkocht Willem een morgen land, ingezaaid met rogge, gelegen boven aan de zwarte kuil bij Grijzegrubben. Vóór zijn dood leende Willem een paar malder rogge van Meijken Hamakers. Hij zou die later teruggeven; hij leende aan Meijken 12,5 kronen en een morgen land in de Sijpen (Nuth). Zijn zoon Jan gaf in 1597 de rogge terug.
Van deze Wilhelmus zijn 4 kinderen bekend, geboren rond 1540-1550.
1. Ernen (Arnoldus) trouwde met Cornelia Spechz; beiden overleden voor 1583. II.1
2. Maria trouwde met Goessen Heppens. Rond 1575 kregen ze een dochter Trijneke en voor 1583 overleden beiden. Trijneke verkoopt tussen 1583 en 1589, samen met haar nicht Meijken, grond in Hunnecum en in de Heek die ze geërfd hebben van hun oom Thijs. Trijneke is dan nog niet getrouwd en wordt bijgestaan door haar oom Jan. Trijneke trouwde in 1600 met Thonis Klingen; ze keurt dan de verkoop goed van de weide in Hunnecum, die haar voogd in 1583 al verkocht heeft.
3. Joannes (Jan, Jennisken) is geboren ca 1550 en woonde later in Schimmert. Hij is na 1583 voogd van de kinderen van zijn zus Maria en zijn broer Ernen. II.2
4. Thijs trouwde met Catharina Proesten; beiden overleden voor 1580 zonder kinderen. II.3

I.2 Willem Thijs Schlangensoen          Nuth (Hellebroek)
In Hellebroek woonde Willem, waarover in een akte uit 1550 staat: "Willem Thijs Schlangen soen is laet van eenen hoffstadt gelegen voer sijn dure tot Hullenbroek". Willem was dus pachter van grond bij zijn boerderij in Hellebroek; die grond was eigendom van kasteel Amstenrade. Hij had ook minstens 9 morgen grond in eigendom. Hij moet een van de grotere boeren in Hellebroek zijn geweest. Hij is vermoedelijk geboren rond 1520 en kort voor 1586 gestorven. Voor zijn kinderen liet hij een schuld van 23 Joachims daalders na.
Van hem zijn 5 kinderen bekend, geboren rond 1540-1560.
1. Thijs. Zijn vrouw heette Holtbecker. Beiden zijn rond 1580 gestorven. II.5
2. Lintgen (Leonardus). Rond 1600 was hij pachter van meerdere percelen grond van de laathof Bergerhof.
3. Johannes (Jennisken). II.6
4. Peter. In 1587 had een Peter Slangen grond in Schimmert, maar of dat deze Peter is is niet duidelijk.
5. Gertruid. Ze wordt in 1586 genoemd als vrouw van Lintgen Boesch uit Aalbeek.
In 1586 was Willem overleden en droegen de broers Lintgen, Jennisken en Peter Slangen, samen met hun zwager Lintgen Boesch 4,5 morgen land gelegen aan de Honsgracht over aan Gerard Dries uit Maastricht voor 7 stuiver per kleine roede. Ook kreeg Thoinis Snijders een morgen land in de Sijpe (Nuth) "tot quiteringe van een brief die Thoinis was hebbende op de goederen van Willem Slangen van 23 Joachims dailer". De erfenis bestond verder nog uit 3 percelen grond (samen 4 morgen en 11 kleine roeden) aan de “swarte cuijl” tussen Aalbeek en Schimmert. Die grond werd door Jennisken gekocht.

Generatie II.

II.1 Arnoldus Slangen en Cornelia Spechs      Nuth (Grijzegrubben)
(zoon van I.1)
Ernen (Arnoldus) is rond 1540 in Grijzegrubben geboren als zoon van Willem van berge alias Slangen. Hij trouwde met Cornelia Spechz; beiden zijn overleden voor 1583. In 1583 en 1601 is sprake van een hof "Erne van Bergh" in Hunnecum, maar of dat de boerderij van Ernen was is niet duidelijk.
Ze hadden één dochter, Meijken, die voor 1589 trouwde met Peterken Duisters (Duitsen). In 1612 leefde Peterken nog. Meijken verkocht samen met haar nicht Trineke (dochter van haar tante Maria) tussen 1582 en 1589 grond in de Heek die ze van hun oom Thijske geërfd hadden. In 1583 verkochten de voogden van Meijken en Trineke (Jan Slangen en Guetgen Heppens) 9 grote roeden minus 3 kleine roeden weide, gelegen naast “de hof Erne tot Berge” in Hunnecum voor 12 stuiver per kleine roede. De voogden kregen ieder de helft van het geld in bewaring en moesten dat voor de kinderen gebruiken. Het moet hier gaan om grond van hun grootvader Willem van berge alias Slangen.
Peterken Duitsen was niet onbemiddeld. In 1587 ruilde hij met Jan Meex ongeveer 30 grote roeden grond (8 percelen, gelegen in Schimmert en één in Meerssen) tegen 3 percelen in Schimmert en Geleen (op de Bies). Peter kreeg ook nog 31 daalders. In 1589 ruilde Peter 4 grote en 25 kleine roeden weiland in Schimmert, die hij geërfd had, tegen 8 grote roeden land gelegen onder de schepenbank Geleen. In 1592 verkocht hij een weide aan de grote weg in Schimmert aan Jan Muijtjens voor 251 gulden. Jan betaalde meteen 50 gulden en nam een schuld van 120 gulden over. Verder ruilde Peter met Jan percelen grond. Jan kreeg 3 percelen in het Oenselerveld en op Bergerland, samen groot ruim 6 bunder en nog 2 percelen vallend onder de schepenbank Geleen. Peter gaf aan Jan 3 percelen, samen groot 5,5 morgen en 10 kleine roeden en hij betaalde nog 35 gulden.

II.2 Joannes Slangen en Cornelia N.N. / Meijken Everarts        Schimmert
(zoon van I.1)
Jan (ook wel Jennisken genoemd) is geboren ca 1540-1550 als zoon van Willem uit Grijzegrubben. Hij woonde in Schimmert en leefde waarschijnlijk nog in 1624. In 1624 is n.l. een Joannes Slangen doopgetuige bij Reinerus Habets in Schimmert, een broer van zijn schoonzoon Willem Habets. Na 1583, maar mogelijk al eerder, woonde Jan in Schimmert. Hij was eerst getrouwd met een Cornelia (tot ongeveer 1588) en daarna met Meijken Jan Everartsdochter
In 1593 verkocht Jan 6 grote roeden land, gelegen bij de “swarte cuijl” voor 23 daalder per morgen. In 1597 loste hij een schuld van zijn vader af: "alsulcke malder rogge aufgeloest en sijn pandt geguilten als sijn vader Willem van berge alias Slangen voermael aen Meijken Thonis Hameckersdr. versadt hadde". In 1601 is hij halfwin op de hof van Gerard Dries, die aan de weg van op de Bies naar Helle lag. In 1609 is hij dat nog. Halfwin wil zeggen dat hij de boerderij pachtte en de helft van de opbrengst als pacht betaalde. De eigenaar, Gerard Dries, was burgemeester van Maastricht. Jan had een goede relatie met hem. Diverse malen (in 1598, 1607 en 1609) werd hij gemachtigd om bij de schepenbank grondtransacties voor Gerard Dries te regelen. In 1626 leende zijn dochter Maria nog geld van een dochter van Gerard Dries.
In 1605 was Jan betrokken bij een geschil over belasting die aan de kerk van Nuth betaald moest worden. Jan had een stuk land verkocht waarop een belasting van 2 vaten rogge stond, maar de koper had begrepen dat het om één vat ging. De kerk vocht dit voor het gerecht aan en kreeg gelijk. In 1609 ruilde Jan namens Gerart Dries 8 grote en 12 kleine roeden land in Schimmert tegen 9 grote en 2 kleine roeden land gelegen deels in de “Berger lenden” en deels onder de schepenbank van Geleen. In 1610 kocht Jan 6 morgen en 5 kleine roeden land in het Swartecuijlenveld bij Grijzegrubben. In 1612 kocht hij 4 grote roeden land in het Oenselerveld voor 16 stuiver per kleine roede. Vermoedelijk had Jan 4 dochters en geen zonen.
1. Catharina is geboren rond 1570 en trouwde met Hans Weustenraedt. Ze woonden in het Oenselerveld en hadden in 1611 twee zoons die dan grond in Oensel en Helle kopen.
2. Maria (Meijke) is geboren rond 1590; haar moeder is Meijken Everartsdochter. Ze leefde in 1638 nog. Rond 1610 trouwde ze met Henricus (Heijn) Bemelmans. Ze woonden op de Bies in Schimmert en hadden 5 kinderen. In 1612 is Meijke doopgetuige in Nuth bij een broer van haar man. In 1614 verkochten ze een morgen land in het Oenselerveld voor 19 stuiver per kleine roede. In 1615 kreeg Heijn weidegrond op de Bies van zijn broer Jan in ruil voor een morgen en 3 kleine roeden akkerland in de Bastraet naast Jan Slangen. In 1622 kocht hij van zijn zwager Hans Woestenraed 3 grote roeden land bij de Busselkenskamp (vallend onder de schepenbank Geleen), die Hans gekregen had van zijn schoonvader Jan Slangen. In 1626 leenden ze 200 gulden met als onderpand huis en hof op de Bies (onder Geleen vallend) en kochten ze voor 70 gulden 3 grote en 3 kleine roeden akkerland op de Bies (naast grond die ze al hadden). Heijn overleed op 22-4-1638. Meijke kocht kort daarna in Dael in Schimmert (Haasdal) een huis en 20 kleine roeden grond. In 1638 leende Meijke met toestemming van de 3 kinderen 300 gulden met als onderpand 4,5 morgen grond in Schimmert.
3. Ida bezit in 1623 land op de Bijs. Niet zeker is wie de ouders zijn.
4. Agata is ook een dochter uit dit gezin is. Zij is voor 1628 getrouwd met Willem Habets. In 1628 kocht Willem in de Scherpenbeck onder Aalbeek 8 grote en 15 kleine roeden akkerland voor 21 stuiver per kleine roede en 6 grote roeden voor 19 stuiver per kleine roede. In 1630 ruilde hij grond met zijn broer Peter. Willem krijgt een halve bunder en 19 kleine roeden in 2 stukken in Aalbeek en hij geeft aan Peter 4 percelen, samen groot een halve bunder en 22 kleine roeden op de scherpenbeck, in de Aalbeker del, aan de Trichterweg en op het steenland. Ook in 1630 ruilt hij land met Jacop Voncken. Hij krijgt een halve bunder en 10 kleine roeden in het Kerkeveld en geeft aan Voncken 6 grote en 14 kleine roeden in het Kerkeveld onder de heerlijkheid Geleen. Voncken betaalt een gulden per kleine roede voor hetgeen hij teveel krijgt.
In 1631 kopen Willem en Agata een grote boerderij op de Bergh in Aalbeek met schuur, stallingen, 11 morgen weide en 8 bunder akkerland. Het geheel kostte 7000 gulden (een enorm bedrag in die tijd) en was belast met 30 vaten rogge erfpacht aan diverse partijen. Een landmeter zou de grond opmeten en voor iedere kleine roede verschil zou bij weiland een rijksdaalder verrekend worden en bij akkerland een gulden. Willem betaalde direct 2000 gulden en de rest zou afbetaald worden met 1000 gulden per jaar. Het geheel was verpacht en de pachter zou onder dezelfde voorwaarden kunnen blijven zitten. Of Willem en Agata later op de boerderij woonden is niet bekend. Ook van hun overlijden is niets te vinden. Er zijn 4 kinderen bekend. Hun zoon Joannes erfde de boerderij in Aalbeek, die nog eeuwenlang in het bezit van de familie bleef. Rond 1650 is Willem Habets schepen van Klimmen.

II.3 Matthias Slangen en Catharina Proesten          Klimmen (Heek)
(zoon van I.1)
Thijske is rond 1545 in Grijzegrubben geboren en trouwde met Catharina Proesten (Proisten). Ze bezaten veel grond in de Heek (tussen Klimmen en Valkenburg) waar de familie Proesten vandaan kwam; waarschijnlijk woonden ze daar ook.
In 1570 kocht Thijs, optredende voor zijn vrouw, voor 75 daalder grond uit de erfenis van Jaspar van Heek. In 1571 verkocht Thijske 12 vaten rogge aan Willem van Aalbeek, burger van Maastricht, voor 36 daalder. De koop werd ingeschreven bij de schepenbank omdat Willem niet direct betaalde; hij stond borg voor de betaling met 1,5 morgen weide in de Heek. In 1576 ruilde Thijske met Jan en Meijke Tilmans uit Walem 4 morgen grond aan het Lodderboske. Jan en Meijke kregen alle grond die Thijske in Schin op Geul had. Ook in 1576 kocht hij 1,5 morgen land in de IJpendaal boven het kloosterhofbos voor 38,5 daalder per morgen.
Thijs en Catharina overleden tussen 1576 en 1580 zonder kinderen. De erfenis ging naar de families van Thijs en Catharina en naar de kerk van Valkenburg. De familie van Thijs (de kinderen van zijn reeds overleden broer en zus) erfden o.a. 5 percelen op de Schaapsdries, in de Vloedgraaf en op de Hellebuijkel, in totaal 10 morgen. Een broer van Catharina erfde ook grond in de Heek, die in 1601 door zijn zoon voor 117 daalder verkocht werd. In 1603 verkocht de pastoor van Valkenburg een bunder land op de Hellenboeckel in de Heek die afkomstig was van Thisken Slangen zaliger. Ook Thomas Beckers (vermoedelijk een zwager) erfde 6 grote roeden weiland in de Heek naast de boerderij van Proesten; hij verkocht die in 1580.
In 1582 werd met goedkeuring van Matthias' broer Jan Slangen en de voogden van de kinderen van zijn broer Ernen en zijn zus Meijke een deel van de geërfde grond verkocht. Het gaat dan om 5 morgen en 12 grote roeden aan de gracht en een bunder in de vloetgraaf, die verkocht werden voor 17 daalder per morgen. In 1585 verkochten zij een halve morgen land op de Hellenboeckel. Met de opbrengst van beide verkopen werden schulden uit de erfenis afbetaald. In 1589 verkochten zij 6 morgen land die beiden via een ruil gekregen hadden en 10 morgen land die ze van hun oom Thijs geërfd hadden. De prijs was 24 daalder per morgen. De koper betaalde niet meteen, maar betaalde drie jaar pacht voor de grond en daarna rente over de koopsom.

II.4 Arnoldus Slangen en Maria Cogelen        Nuth (Grijzegrubben)
(afkomst onbekend)
Waarschijnlijk woonde rond 1550 in Grijzegrubben ook Arnoldus Slangen, getrouwd met Maria Cogelen (Koegelen). Dit is af te leiden uit het feit dat hij een zoon Theodorus had, die zich twee keer bij de aangifte van een zoon Cogelen noemde (en bij de rest Slangen). De familie Cogelen woonde toen in Wijnandsrade (vooral in Laar) en Theodorus was in die familie een veel voorkomende naam. De voornamen Arnoldus en Maria zijn afgeleid uit de voornamen van de kinderen van Theodorus. In 1591 woonde Arnoldus waarschijnlijk bij zijn zoon Joannes in Craubeek. Maria is vermoedelijk voor 1593 overleden.
Behalve Theodorus (III.1), geboren rond 1565, hoorde waarschijnlijk ook bij dit gezin Joannes (III.2), geboren rond 1555. Joannes woonde in Craubeek (Klimmen) en was getuige bij de doop van kinderen van Theodorus.
Margaretha, die trouwde met Joannes Erckens de Busselken (afkomstig uit aan het Busselken bij Schimmert) hoort ook bij dit gezin. In een akte uit 1608 noemt Theodorus hem zijn zwager. Ze kreeg in Nuth 3 kinderen (Arnoldus, Catharina en Joannes) tussen 1608 en 1612. Joannes Busselken is in 1605 doopgetuige bij een dochter van Theodorus.
Ook Lucia, die in 1610 getuige was bij de doop van een zoon van Theodorus en in 1614 bij het huwelijk van de oudste zoon, kan een dochter van dit gezin zijn (maar mogelijk is ze een nicht van Theodorus). Van haar is verder niets bekend.

II.5 Matthias Slangen en Agatha Holtbecker         Nuth (Hellebroek)
(zoon van I.2)
Thijs, zoon van Willem uit Hellebroek, is geboren rond 1540-1550. Zijn vrouw heette Holtbecker, maar haar voornaam is niet zeker. Beiden zijn rond 1580 gestorven. Ze hadden een dochter Lijsbeth, geboren rond 1570. Lijsbeth verkocht in 1584 grond die ze geërfd had: een weide in Weustenrade (verkocht voor 59 daalder) en nog een halve bunder land. Haar ooms Jan Slangen en Mathijs Holtbecker (pachter op de hof Grijzegrubben) beloofden het geld te gebruiken voor Lijsbeth. In 1585 werden met goedkeuring van haar ooms nog 25 kleine roeden weiland en een halve bunder akkerland in Hunnecum verkocht. In 1600 is Lijsbeth laet (pachter) van grond van de Bergerhof (bij Grijzegrubben). Verder is van Lijsbeth niets bekend.
Mogelijk is ook Eustachius (III.3) een zoon uit dit gezin. Deze woonde vanaf 1590 in Maastricht, maar is uit Nuth afkomstig. De oudste zoon van Eustachius heette Matthias. Die naam is de enige indicatie dat Thijs uit Hellebroek zijn vader was.
Mogelijk is ook Anna, die in 1591 trouwde met Leonard Cremers, een dochter van Matthias. Anna kreeg tussen 1591 en 1609 in Nuth vijf kinderen. Ze noemde haar oudste zoon Matthias en haar oudste dochter Agatha. Ook was een Anna Slangen in 1599 doopgetuige in Maastricht. In 1638 had een Anna (maar niet zeker is of dat dezelfde Anna is) grond bij Grijzegrubben naast Eustachius. In 1609 is Wilhelmus Slangen een van de doopgetuigen, mogelijk een broer. Anna is vermoedelijk gestorven op 8-3-1644 in Nuth. Op 16-2-1616 trouwde in Nuth een Anna Slangen met Arnoldus de timmerman uit Schuijren. Mogelijk is dit dezelfde Anna.

II.6 Johannes Slangen (en Maria Weustenraedt ?)         Nuth (Hellebroek)
(zoon van I.2)
Jan (Jennisken), zoon van Willem uit Hellebroek, is geboren rond 1540. De naam van de vrouw van Jan is niet zeker. In 1600 is Maria, echtgenote van Joannes Slangen doopgetuige bij Godefridus Weustenraad. Vermoedelijk is Maria’s achternaam Weustenraad. Maria, Stas, Anna en Joannes Slangen waren tussen 1590 en 1610 doopgetuigen bij een Weustenraedt. Dat wijst op nauwe familierelaties. In 1606 is Joannes Slangen van Hommert doopgetuige bij Mathias Weustenraedt. Blijkbaar is Jan op oudere leeftijd bij bekenden in Hommert gaan wonen.
In 1570 verkocht Jan aan Dries Brants een morgen en 44 kleine roeden beemd. Dries betaalde een schuld van 54 daalders af die Jan had. Jan was in 1584 voogd van Lijsbeth, de dochter van zijn broer Thijs. In 1586 kocht hij van zijn broers Lintgen en Peter en zijn zwager Lintgen Boesch uit de erfenis van hun vader 3 percelen grond (samen 3,5 morgen en 11 kleine roeden) aan de “swarte cuijl” tussen Aalbeek en Schimmert voor 6 stuiver per kleine roede. Jennisken had in 1581 grond in Hellebroek. Hij is rond 1590 pachter van grond van de laathof Berg; in 1602 is hij pachter van land op de Geijtsbergh (bij Grijzegrubben).
Over kinderen is niets zeker, maar mogelijk hadden ze 4 dochters.
1. Catharina (Tringen) trouwde op 23-10-1583 in de Petruskerk in Sittard met Wijnandus Nelen. Bij de inschrijving van het huwelijk is vermeld dat ze uit “Hellenbroch” komt. Van hen is verder niets bekend.
2. Anna is geboren rond 1560. Ze trouwde met Wernerus Hartmans, waarmee ze in 1588 en1593 in Nuth kinderen kreeg, die Joannes en Petronella genoemd werden. In 1590 is ze doopgetuige bij Petrus Weustenraedt.
3. Maria is geboren rond 1570. Ze woonde in 1598 in Hellebroek en was getrouwd met Christian Pychtsweggen (ook Dyrckx genoemd), ook afkomstig uit Hellebroek. Ze kregen rond 1600 6 kinderen. De oudste zoon heette Johannes en de tweede dochter Petronella. Maria en haar zwager Werner Hartmans waren in 1594 doopgetuige bij een kind van Henricus Weustenraad en zijn vrouw Petronella.
4. Jutta Slangen is doopgetuige bij een van de kinderen van Maria. Het zou een zus van haar kunnen zijn. Mogelijk was zij getrouwd met Thomas Weustenraedt. Thomas kreeg met een Jutta in 1608 en 1609 twee dochters, maar onzeker is of het om Jutta Slangen gaat.


Rond 1600 is een Steven Slangen pachter van een aantal percelen grond van de laathof Bergerhof; van hem is verder niets bekend.

Bevolking uitgedund door de pest en het zwaard.
Tussen 1568 en 1580 was er veel oorlogsgeweld in Zuid-Limburg. Spaanse, Staatse, Franse en Duitse legers en bendes trokken door het land. Dorpen en kloosters werden geplunderd. Velen overleden aan ziekten als pest en dysenterie, die door de doortrekkende legers verspreid werden. In 1574 schrijven de Staten van Valkenburg: “wij sijn sedert den jaere 1568 gepileyrt, gebrandt en geheyl uytgeteyrt geweest bij het volck van den Pryns van Orangien en het eygen volck van Zijnder Majesteyt”. Maar het ergste moest toen nog komen. In 1576 en 1579 werd Maastricht twee keer door de Spanjaarden belegerd en veroverd. Hierbij vonden enkele duizenden burgers de dood. De omliggende dorpen hadden vaak nog meer te lijden dan de stad zelf. Velen waren uit de dorpen gevlucht; ze konden pas 4 of 5 jaar later terug en vonden geplunderde huizen en verwaarloosde akkers.
Begin 1580 bezocht de bisschop van Roermond Valkenburg en omgeving. Het verslag van dit bezoek geeft een goed beeld van de ellende.
 “Er was alles op de treurigste wijze verwoest en vernield. In een der volkrijkste dorpen, waar zich vroeger meer dan duizend strijdbare mannen bevonden, waren er nu geen 30 of 40 aanwezig; zo erg hadden de pest en het zwaard de bevolking gedund; om niet te spreken van de talrijke menigte lieden, die, wegens de nabijheid van het oorlogstoneel, door honger en ellende waren omgekomen. De goede bisschop heeft de overgebleven schapen zijner kudde verzameld, getroost, onderricht en hun moed in het hart gesproken. Vele pastoors waren heinde en ver gevlucht, terwijl intussen hun goederen en hun huisraad waren uitgeroofd worden. “
(Bron: Geschiedenis van het Bisdom Roermond door J Habets, 1890)

Tot de slachtoffers behoorden ook twee zoons (III.4 en III.5) en een dochter van Willem Slangen uit Grijzegrubben en hun echtgenoten en een zoon (III.1) van Willem Slangen uit Hellebroek met zijn vrouw.


Generatie III.

III.1 Theodorus Slangen en Anna Brants       Nuth (Grijzegrubben)
(zoon van II.4)
Dijrck en Enken zijn rond 1565 in Nuth geboren. Enken is in de Reuken geboren. Wanneer ze overleden zijn is niet bekend. Ze hadden 9 kinderen, waarvan 3 jongens. Bij de doop van Arnoldus en Joannes gebruikt Dijrck de achternaam Koogely of Cogely, bij de andere kinderen Slangen. Vermoedelijk heette zijn moeder Kogelen.
Van Theodorus is verder niet veel bekend. Hij was in 1600 laet (pachter) van grond van de Bergerhof bij Grijzegrubben. In 1608 leende hij van Frans Gobbels uit Maastricht 100 Daalder. Hij moest als rente ieder jaar met Allerheiligen 6 Daalder en één oort betalen. Bovendien moest hij aan de kerk van Nuth jaarlijks drie molder rogge leveren. De akte werd opgemaakt door de drossaard van de Laathof van de Bergerhof en bevindt zich nu in het archief in Keulen. Als borg voor de lening stelde Dijrck 5 percelen grond, in totaal 4 bunder. Zeker 2 percelen lagen bij Grijzegrubben, dus hij zal daar ook gewoond hebben. Dat hij zo veel geld kon lenen wijst er op dat hij redelijk welvarend was. Dat een dochter trouwde met een zoon van een schepen wijst daar ook op.
Er zijn in Nuth 9 kinderen geboren.
1. Arnoldus (Ercken) is gedoopt op 28-4-1591 en begraven op 19-3-1660 in Nuth, 68 jaar oud. Hij trouwde op 12-1-1614 in Nuth met Elisabeth (achternaam niet bekend). IV.1
2. Maria (Maijken) is gedoopt op 5-1-1593. Van haar is verder niets bekend.
3. Joannes is gedoopt op 29-6-1595 en gestorven voor 1607.
4. Catharina (Trijneken), gedoopt op 13-7-1597 en begraven op 29-2-1672 in Nuth, 75 jaar oud.
5. Margaretha (Margriet) is gedoopt op 14-9-1600; ze leefde in 1671 nog en is vermoedelijk gestorven op 23-8-1676. Ze trouwde eerst met een Coenen. Uit dit huwelijk zijn 2 dochters en een zoon bekend; Cornelia, Maria en Lemmen. Margriet trouwde opnieuw op 18-1-1645 in Hulsberg met de weduwnaar Andries Vlodrops uit Aalbeek. Zijn vader was burgemeester van Hulsberg en schepen van Klimmen. Margriets dochter Maria Coenen trouwde later met Willem Vlodrops, de zoon van een broer van Andries.
In 1646 ruilde Andries een weide aan de Nutherweg tegen akkerland aan de Greune Paol, waarbij hij 329 gulden uitbetaald kreeg. Hij leende in 1655 300 gulden en stelde als borg 2 bunder akkerland en een halve bunder weiland in Aalbeek. Ook verkocht Andries aan zijn stiefdochter Maria Coenen en haar man Willem 6 grote roeden land in Aalbeek. Tegelijkertijd verkocht Willem aan Andries en zijn vrouw Margriet een half bunder weide. In 1659 deed de familie Snackers afstand van 3 morgen en 13 grote roeden land ten gunste van Andries; waarom is niet duidelijk. In 1659 leende hij 200 gulden met als onderpand een bunder grond in Aalbeek. In 1660 leende hij nog eens 200 gulden, waarvoor zijn vader borg stond. Margriet droeg in 1662 het vruchtgebruik van een morgen land in Aalbeek over aan haar twee dochters uit het eerste huwelijk. In 1663 leent Andries nog eens 100 pattacons en borgt met zijn huis en weide aan de weg naar Genhout (één bunder) en 8 grote roeden akkerland in Aalbeek. Ook leent hij dan 300 gulden met als borg de erfenis van de kinderen van Margriet. Willem Vlodrops krijgt dan 7 grote roeden land in Aalbeek. De schuld van 300 gulden neemt Willem van zijn schoonvader over en 1664 draagt Andries zijn huis en een weide van 9 grote roeden aan Willem over. In 1665 verkoopt Andries 6,5 roeden akkerland in het Bosserveld, geërfd van zijn vader, voor 24,5 stuiver per kleine roede. In 1671 was Willem beroepssoldaat onder kapitein Pichel in Roermond; hij draagt dan namens zijn schoonmoeder Margriet Slangen grond over aan een schuldeiser.
In 1663 laat Margriet "swack van lichaam doch gesont van harten, haer vijff sinnen ende memorie wel machtigh" door de schepenbank van Klimmen een testament maken. Het gaat om haar helft van de goederen die tijdens het huwelijk verkregen zijn, te weten grond ter waarde van 700 gulden. Normaal zouden man en kinderen dit moeten delen, maar Margriet regelt dat haar man alles krijgt "om de liefde ende getrouwicheijt die haeren man tot haer is draegende".
6. Anna (Encken) is geboren op 4-4-1603. Ze was getrouwd met Henricus Onnou uit Aalbeek en had 2 zonen. Hendrik kon netjes schrijven. Ze hadden een eigen huis in Aalbeek en ze hadden land naast Andries Vlodrops. In 1658 leenden ze 200 gulden en borgden met akkerland. In 1659 kochten ze een erfpacht af die op huis en grond stond. Het ging om drie kop rogge en een kalkoen jaarlijks, die afgekocht werd voor 300 gulden. Voor de afbetaling stonden ze garant met drie morgen land. Begin 1672 leent Hendrik 100 gulden en borgt met 7 grote roeden akkerland in Aalbeek. Anna wordt niet genoemd; ze zal al overleden zijn. Hendrik is overleden in Nuth op 17-5-1672.
7. Magdalena is gedoopt op 13-9-1605, van haar is verder niets bekend.
8. Joannes is gedoopt op 19-7-1607 en begraven op 3-1-1658 Nuth, 51 jaar oud. Hij trouwde op 15-10-1628 in Nuth met Maria Houben. Zij werd geboren op 10-3-1606 in Nuth en is daar begraven op 8-11-1684, 78 jaar oud. IV.2
9. Laurentius is gedoopt op 21-1-1610; hij trouwde met Anna Herincx. IV.3

III.2 Johannes Slangen en Margaretha van de Biessen       Klimmen (Craubeek)
(vermoedelijk zoon van II.4)
Joannes is geboren rond 1560 in Nuth. Hij trouwde met Margaretha (Grietje) van de Biessen (Beissen) uit Craubeek. Het waren welgestelde boeren. Ze woonden samen met de ouders van Grietje. In 1587 schenkt haar moeder hun 50 daalders als beloning voor hun trouwe hulp tijdens haar ziekte. Om dat te betalen verkocht ze een stuk land. In 1591 woonde bij hen Arnoldus Slangen, die toen doopgetuige in Nuth was bij de geboorte van de oudste zoon van Theodorus (III.1). Waarschijnlijk is dit de vader van Jan en was zijn moeder al overleden. Grietje is in 1587 en 1593 doopgetuige in Nuth; in 1593 bij een kind van Theodorus. Johannes is gestorven in 1626, Grietje stierf voor 1630; beiden werden meer dan 70 jaar oud.
In 1581 kocht Jan voor 20 daalder een morgen land aan Penriscoolhof. In 1582 kocht hij een halve bunder land minus 6 of 7 roeden voor 20 daalder per morgen en een paar maanden later nog een halve bunder, nu voor 25 daalder per morgen. In 1593 verkocht hij een morgen land bij de hoeve Cardenbeek voor 42 daalder. In 1602 verkocht Jan anderhalve morgen weide gelegen “op genstraet” voor 15 stuiver per roede. In 1610 verkocht hij 16 kleine roeden grond voor 23 stuiver per roede. In 1619 verkocht hij 1,5 morgen akkerland, gelegen bij Klimmen, voor 45 daalder per morgen.
In 1626, kort voor zijn dood, had Jan een geschil met Adam Segers, die al tien jaar koster in Klimmen was. Jan verweet hem te veel afwezig te zijn en zijn taak als koster niet goed te doen. Het geschil kwam zelfs voor de Raad van Brabant in Brussel. Maria, de dochter van Jan, zette het proces voort en borgde voor de kosten met 150 kleine roeden land en met een halve bunder gelegen aan de gracht. Hoe het geschil is afgelopen is niet bekend.
In 1628 kochten de kinderen van wijlen Jan Slangen samen 3 morgen en 10 kleine roeden weiland in Craubeek naast grond die ze al hadden. De prijs was 54 stuivers per kleine roede. In 1629 schonk Margriet een morgen akkerland in Craubeek aan haar 5 kinderen. De vier dochters verkochten aan hun broer Jan 40 kleine roeden weide in Craubeek voor 100 gulden. Ze hielden zelf de grond ernaast. In 1633 verkochten de kinderen van Catharina en van Gertruid samen met Maria een morgen weiland aan de Schinderweg in Klimmen voor 50 rijksdaalders aan de dochter van Daem Segers, de man waarmee ze in 1626 ruzie hadden. De grond was belast met een half vat rogge aan de kerk van Klimmen.
In 1629 leefden nog 5 kinderen, geboren rond 1580-90, maar mogelijk haden ze meer kinderen. Behalve Geet bleven alle kinderen in Craubeek wonen. Ze zijn, behalve Geet, allemaal vermoedelijk voor 1636 gestorven.
1. Maria (Meijken) is in 1629 nog ongehuwd. Ze verkoopt dan 46 kleine roeden akkerland op de Schroe (naast haar zwager Giel Wingarts) voor 11 stuiver per kleine roede. Begin 1630 eist Maria via de schepenbank haar geërfde goederen op. Ze verkocht een halve morgen akkerland gelegen naast de hof Cardenbeek voor 18 pattacons. Later dat jaar verkocht ze een morgen akkerland aan de Schinderweg in Klimmen voor 20 stuiver en 3 oord per kleine roede. In 1633 verkocht ze een morgen land in Ransdaal voor 20 gulden per grote roede. Ook verkoopt ze dan, samen met de nagelaten kinderen van haar zusters Catharina en Geet, een morgen weiland aan de Schinderweg voor 25 stuiver per kleine roede.
2. Gertrudis (Geet) is voor 1612 getrouwd met Peter Moenen uit Retersbeek. Peter was een weduwnaar; hij is voor 1631 overleden. Geet overleed op 18-3-1655 in Klimmen, rond de 70 jaar oud. In 1615 kochten Peter en Geet voor 47 daalder een morgen land gelegen onder den Coelhoeff. In 1630 bezat Geet grond naast haar zus Catharina. In 1631 kochten ze een morgen en 4 kleine roeden weiland in Craubeek van haar zus Beatrix. De prijs is 2 gulden en 5 stuiver per kleine roede. Ze betaalden meteen 100 daalder en zouden de rest betalen voor Allerheiligen 1632. Tegelijkertijd verkoopt Geet, samen met haar kinderen, 93 kleine roeden akkerland in Klimmen voor 24 stuiver per kleine roede. De opbrengst moest gebruikt worden om de aankoop van de grond van Beatrix te betalen. Eind 1631 draagt Geet 38 kleine roeden akkerland, gelegen achter Craubeek, over aan haar kinderen die het voor 22 stuiver per kleine roede verkopen. In de verkoopakte wordt bepaald dat het geld gebruikt moet worden om het van Beatrix gekochte land te betalen. In 1636 is Geet doopgetuige in Valkenburg bij een kind van haar neef Joannes (IV.2).
3. Johannes trouwde met Margaretha Wijngarts. Hij is in 1631 overleden, naar schatting een jaar of 50 oud. Ze hadden geen kinderen. IV.4
4. Catharina (Trijneke) trouwde voor 1615 met Giel Wijngarts en is voor mei 1633 overleden. Al jong leende ze geld uit. Uit een notarisakte uit 1615 blijkt dat ze toen 100 gulden die ze uitgeleend had terug kreeg. Begin 1630 ruilden ze 90 kleine roeden weide in Craubeek tegen een morgen akkerland bij de hof Cardenbeek, waarbij ze nog 44 pattacons uitbetaald kregen. Later dat jaar verkochten ze 99 kleine roeden akkerland gelegen op den platten stein voor 33 pattacons. In 1631 verkochten ze 47 kleine roeden akkerland voor 11 stuiver per kleine roede. Ook in 1631 borgt Giel voor zijn zus Geet met een morgen land in de Craubekerdael, een morgen aan de weg naar Termaar (naast Geet), een halve bunder gelegen onder den schilmansgrave en een morgen aan de Meulenweg.
5. Beatrix, roepnaam Buetsken, trouwde niet. In 1631 verkocht ze een morgen en 4 kleine roeden weiland in Craubeek aan haar zus Gertruid voor 2 gulden en 5 stuiver per kleine roede. Die grond had ze van haar ouders geërfd; naast haar hadden Gertuid en Jan grond liggen.


III.3 Eustachius Slangen en Anna N.N. / Barbara Potti       Maastricht
(vermoedelijk zoon van II.5)
Eustachius (Stas) is in Nuth geboren rond 1570. Hij werd op 19-1-1604 ingeschreven als Brabants burger van Maastricht en lid van het groot-ambacht der lakenscheerders. Hij woonde toen al enkele jaren in Maastricht. Stas had als beroep gewantmaker (lakenfabrikant) en in 1638 koopman. Stas kon niet schrijven. Hijzelf en zijn kinderen waren welgestelde burgers.
Stas had met Anna, zijn eerste vrouw, 6 kinderen, die allemaal gedoopt werden in de St. Jacobskerk. Deze kinderen zijn vermoedelijk aan de pest gestorven; er zijn geen gegevens van. Anna is in 1606 gestorven. Daarna trouwde Stas met Barbara Potti (Pottijn), afkomstig uit Lanaken. Met haar had Stas 11 kinderen, waarvan er waarschijnlijk 5 jong stierven. Tot 1616 werden de kinderen gedoopt in St Jacob, daarna in de St. Nicolaaskerk. Alle kinderen waren Luiks burger van Maastricht omdat de moeders uit Luiks gebied afkomstig waren. Stas is begraven op 15-3-1649. De begrafenis was in de St. Nicolaaskerk; hij is in de kerk begraven. De pastoor noemt hem in het kerkregister een eenvoudig en oprecht man. Van Barbara is geen begrafenis bekend; mogelijk overleed ze aan de pest of door oorlogsgeweld. In 1664 leefden alleen Peter, Stas, Willem, Joris en Isabella nog. Ze konden allemaal schrijven.
1. Mathias is gedoopt op 24-5-1598.
2. Wilhelmus gedoopt op 17-8-1600; hij stierf voor 1623.
3. Eustachius werd geboren op 28-12-1601 maar overleed meteen. Als moeder wordt genoemd Cornelia Nijss, maar dat moet een fout van de pastoor zijn geweest.
4. Johan is gedoopt op 30-1-1603.
5. Nicolaus is gedoopt op 6-1-1605.
6. Godefridus is gedoopt op 6-7-1606.
7. Petrus, is gedoopt op 26-8-1607 en begraven op 11-8-1665 in Maastricht, 58 jaar oud. Hij trouwde op 19-1-1633 in de St. Jacobuskerk met Catharina Morians. IV.6
8. Eustachius is gedoopt op 16-1-1609 en begraven op 8-2-1678, 69 jaar oud. Hij trouwde op 17-2-1648 met Sara Hensen. Zij is op 23-2-1680 begraven. IV.7
9. Maria is gedoopt op 1-8-1611.
10. Georgius (Joris) is gedoopt op 20-11-1613. In 1641 stond hij ingeschreven aan de Oude Universiteit in Leuven. Zijn broers Stas en Willem, zijn zus Isabelle en de schoonzoon van zijn broer Petrus betaalden in 1664 1000 gulden aan het klooster der Kruisheren in Maastricht ten behoeve van zijn kost en inwoning. Het geld was zijn deel in een huis dat ze erfden van Heijlke (Helena) Potti, een zus van hun moeder. Na een jaar zou nog eens 1000 gulden betaald moeten worden. In 1666 werd het contract met het klooster aangepast omdat er meningsverschillen over de betaling waren. Ook kreeg Joris nog 250 gulden. In 1667 voerde Joris een gerechtelijke procedure tegen zijn broer Stas omdat hij meende recht te hebben op nog 200 gulden. Hij kreeg gelijk en kreeg het geld in 1668.
11. Isabella is gedoopt op 6-7-1616 en gestorven voor 1619.
12. Isabella is gedoopt op 7-6-1618 en gestorven na 1695. Ze is dus minstens 77 jaar geworden. Ze trouwde rond 1640 met Joannes Chardonnet (Schardonet); deze overleed rond 1677. Ze kregen 3 zoons tussen 1641 en 1646. In 1666 was Jan “maitre” van het hotel “de Swarte Arent” (Aigle Noir) in Luik. Na zijn dood was Isabel dat, zeker tot 1681.
In 1676 voerden zij een proces voor het laaggerechtshof; ze eisten 40 gulden die nog niet betaald waren voor geleverde koopmanswaar. In 1678 voerde Isabel (ze was toen weduwe) weer een proces. Het ging om een rekening van 390 gulden, waarvan nog maar 278 gulden betaald was. Ook in 1678 leende zij 698 rijksdaalders aan Wouter van Isendoorn a Blois, heer van Borgharen. Zijn vader was militair commandant van Maastricht en had kasteel Borgharen in 1648 gekocht. In 1682, na de dood van van Isendoorn voerde Isabel, wonend in Luik, een civiel proces voor de Raad van Brabant om het geld terug te krijgen. Er waren echter tientallen schuldeisers. Het kasteel werd verkocht en de Raad van Brabant in Den Haag besliste over de schulden. In 1695 kreeg Isabel 297 gulden en 18 stuivers toegekend. Dit was het restant van de lening van 698 rijksdaalders uit 1678.
In 1683 verkocht Isabel haar huis aan de Grote Gracht voor 1300 gulden. Op het huis stond nog een schuld van 300 gulden plus rente. De koper nam die schuld over en betaalde 915 gulden.
De jongste zoon van Isabel, Pierre de Chardonnet, was luitenant-kolonel in het Regiment Luikerwalen van Trogné. Dit Staatse huurleger vocht tegen de Fransen in de Negenjarige oorlog. Pierre speelde echter geen heldenrol; hij werd in 1702 wegens lafhartig gedrag voor de krijgsraad gebracht en ontslagen.
13. Philippus is gedoopt op 20-1-1621.
14. Gulielmus (later meestal Willem genoemd) is gedoopt op 8-9-1623. Hij trouwde eerst met Ida van Ophoven, die is gestorven in 1663. Op 14-2-1664 hertrouwde hij met Maria Beckers. Ze verhuisden naar Gulpen. IV.8
15. Bartholomeus is gedoopt op 26-3-1626.
16. Andreas, gedoopt op 17-3-1630.

In 1638 leende Stas 1200 gulden tegen een rente van 5 %. Als onderpand dienden 5 bunder land in Nuth en een stuk grond aan de Pannestraat in Lanaken. In Nuth waren het 7 percelen in de buurt van Grijzegrubben, o.a. aan de Sittarderweg, de Trichterweg en de Geisberg. Twee percelen grensden aan grond van Anna Slangen. In 1664 is de lening door de kinderen afgelost.
In 1641 laat Stas Slanghen "borgher der stadt Maestricht" bij de schepenen van Nuth vastleggen dat hij een vordering heeft op de erfgenamen van Jan Snijders. Dezelfde dag liet hij tevens vastleggen dat hij een vordering van 44 gulden had op Trijn Smets van Tervoorst. De erfgenamen Snijders werden tot betaling verplicht. Zij voldeden, op Houb Snijders na, aan de verplichting. Daarop verzoekt Stas tot verkoop van zijn roerende goederen, waaronder "eijcken".
In 1664 bezitten de kinderen twee huizen die ze geërfd hebben van hun tante Helena Potti, die blijkbaar geen kinderen had. Het waren “de gouden Waegh” en de "kleine goutmolen" beiden gelegen in de Staet in Maastricht. Een goutmolen is vermoedelijk een specerijmolen. Zoon Willem nam dit laatste huis voor 5200 gulden over. Het huis was belast met een erfpacht van 12 vaten rogge en de verplichting een jaardienst te betalen. Stas en Helena kregen een vordering van 1040 gulden op Willem.

III.9 aiglenoirI
Isabella Slangen in de "Swarte Arent" in Luik.

In 1666 was Jan “maitre” van het hotel “de Swarte Arent” in Luik.Na zijn dood rond 1677 was
Isabella uitbater van het hotel. Ze voerde toen een proces voor de Raad van Brabant tegen Paulus Storff, een hoge militair (ingenieur generaal) in het regiment van kolonel Hagedorn. Hij was haar 140 rijksdaalders schuldig vanwege “gedaene verteiringe en andersints”. Bij een notaris in Breda (waar Storff woonde) werd vastgelegd dat hij de rekeningen gespreid over 4 jaar zou betalen. 

Hotel ľAigle Noir (de Swarte Arent) was een zeer gerenomeerd hotel aan de Féronstrée in Luik. Het hotel is in 1477 gebouwd en heeft een zeer rijke historie. De hoogste adel uit heel Euopa logeerde hier. De eetzaal was gedecoreerd een uit hout gesneden adelaar. Tot 1851 bleef het hotel in oorspronkelijke staat.
Kardinaal Richelieu had rond 1630 zelfs spionnen die in het hotel woonden om informatie over de hoge gasten te verzamelen. In 1643 was het lichaam van Maria de Medici, koningin van Frankrijk, 4 dagen in het hotel opgebaard. Ze was in Keulen overleden en werd naar Parijs gebracht. In het hotel was een rouwzaal voor haar ingericht,
Over de geschiedenis van het hotel is een boek geschreven.
                                                                                                      


Stas Slangen zal verbaasd naar onderstaand panorama gekeken hebben toen hij de eerste keer vanuit Nuth naar Maastricht ging.
maastricht1580

Rond 1600 woonden er meer Slangens in Maastricht, waarvan echter geen nakomelingen bekend zijn. Ook is onbekend waar ze vandaan kwamen.

Brabantse en Luikse inwoners van Maastricht.
Maastricht had tot 1795 twee heren: de bisschop van Luik en de hertog van Brabant waren gezamenlijk de baas. De Alde Caerte van 1283 regelde een gezamenlijk bestuur van de stad Maastricht. Elke inwoner werd of bij Luik of bij Brabant gerekend, waarbij de “nationaliteit” van de moeder uitmaakte onder welke Heer men terecht kwam. Wisselen was nagenoeg onmogelijk! Nieuwkomers en bezoekers van de stad vielen onder Brabant, tenzij ze bewijzen konden dat ze uit een kerkdorp stamden dat onder het bisdom Luik viel. In het doopregister werd keurig vermeld of het kind Luiks of Brabants inwoner was. Eustachius was Brabants burger van Maastricht omdat hij uit Nuth kwam. Zijn echtgenotes waren Luiks, dus ook de kinderen. Halverwege de 17e eeuw was de stad verdeeld in ¾ Brabantse en ¼ Luikse burgers. Er waren twee schouten en twee keer 10 schepenen. Zij vormden de twee Hooggerechten. Daarnaast waren er nog twee burgemeesters en 8 gezworenen die samen het Laaggerecht vormden, dat over financiële gescillen tussen burgers ging. De gezworenen werden gekozen door de ambachten (gilden). Zelfs de kerken waren verdeeld: twee kerken voor de Brabanders, Sint-Jan en Sint-Matthijs, en één voor de Luikenaars, Sint-Nicolaas.
Na 1648 kwamen Brabantse burgers alleen voor een ambt in aanmerking als ze protestant waren, Luikse moesten katholiek zijn. Het nieuwe stadhuis, gebouwd 1659-64 werd in pure symmetrie opgetrokken met een Brabants en Luiks deel van gelijke omvang. De Sint Janskerk werd de protestantse kerk.


Generatie IV.

IV.1 Arnoldus Slangen en Elisabeth     Grijzegrubben (Nuth)
(zoon van III.1)
Arnoldus (Ercken) is geboren op 28-4-1591 in Nuth en is daar gestorven op 19-3-1660, bijna 69 jaar oud. Hij trouwde op 12-1-1614 in Nuth met Elisabeth (de achternaam is op de huwelijksakte slecht leesbaar). Ercken Dirck Slangen zoon van Grijzegrubben pachtte in 1610 van de Bergerhof 5 1/2 bunder land genaamd "die bergher Driessen" gelegen bij Grijzegrubben en betaalde 6 vaten rogge per jaar als pacht Hij heeft dus een grote boerderij gehad. Vermoedelijk hadden ze 7 kinderen. De doopakten van Nuth van de periode 1613-1623 zijn niet meer aanwezig, dus zeker is dat niet.
1. Theodorus is geboren ca 1620 in Nuth. Hij trouwde op 20-5-1647 in Nuth met Catharina Valkenborchs. Theodorus is gestorven op 1-2-1681 in Nuth en Catharina op 18-7-1686. .   V.1
2.Maria (Meijken), geboortedatum onbekend, is gestorven op 30-10-1698 in Grijzegrubben.
Meijken kreeg op 12-10-1662 een buitenechtelijk kind Godefridus Slangen (vader: Godefridus Bemelmans). Later trouwde ze met Thomas Peters, die waarschijnlijk in 1701 in Hoensbroek overleed. Meijken had een huis met weide en moestuin in Grijzegrubben naast dat van haar broer Arnoldus. Ze hadden geen kinderen. De kinderen van haar broer Arnoldus, de dochter van haar zus Griet en de kinderen van Theodorus erfden ieder 1/3 van huis en hof. Het werd voor 315 gulden verkocht. Ook erfden ze nog 90 roeden land, die voor 1800 gulden verkocht werden.Thomas Peters had afstand gedaan van zijn rechten. Haar zoon Godefridus was blijkbaar al overleden.
3. Antonius, is geboren rond 1625 en is begraven op 21-9-1676 in Nuth. In 1647 was hij getuige bij het huwelijk van zijn oudste broer, in 1657 bij de doop van diens dochter Barbara en in 1674 bij het huwelijk van diens zoon Arnoldus. In 1666 werd hij verhoord omdat hij aanwezig was bij een vechtpartij; hij is dan volgens het verslag daarvan tussen 30 en 40 jaar oud. Enige tijd later wordt hij nog eens verhoord, nu als getuige bij een diefstal door soldaten in Grijzegrubben. Beide keren ondertekent hij de verklaring; hij kon goed schrijven.
4. Barbara. geboortedatum onbekend, gestorven op 7-8-1676 in Aalbeek. Ze trouwde op 21-1-1668 in Valkenburg (Hervormde kerk) met  Frans van Oversee uit Aalbeek en ging daar ook wonen. Barbara had blijkbaar geen kinderen en benoemde als erfgenamen  Aert en Dirck Slangen, en Willem Schreurs, getrouwd met Barbara (allen kinderen van haar broer Theodorus) en Nelis Wijnen, gehuwd met Elisabeth (dochter van haar zus Margaretha). Barbara had 200 gulden geleend aan Jan Pluijmen. Zijn weduwe droeg in 1700 een morgen land op de Hoeff in Aalbeek over aan de erfgenamen van Barbara.
5. Arnoldus (Areth) is geboren op 8-9-1626 en is gestorven in 1677 of 1679. Hij trouwde met Helena Spechs, die is gestorven op 26-12-1673 in Nuth.         V.2
6. Anna is geboren op 10-2-1628. Ze trouwde op 12-11-1656 in Beek met Jan Haegmans uit  Genhout. Beiden zijn op dezelfde dag, 23-10-1669,  in Spaubeek gestorven als gevolg van de dysenterie die toen heerste. Anna was toen 41 jaar oud. Ze hadden 4 kinderen die toen tussen 4 en 10 jaar oud waren.
7. Margaretha (Gretie) is geboren op 20-3-1629. Gretie kreeg op 21-8-1664 een onwettige dochter Elisabeth. Deze dochter trouwde met Nelis Wijnen en stierf op 22-10-1736 in Vaesrade aan buikloop. In het schepenbankarchief van Nuth is een akte van december 1695 waarin Margriet Slangen verklaart dat zij een buitenechtelijke dochter Lijsbeth heeft. De vader was Jan Rutten, die toen naast haar woonde op de hof Klein Breidenrade (Schinnen). In haar hoge ouderdom werd zij nu trouw bijgestaan door haar dochter. Zij schonk daarom aan haar dochter haar geringe goederen en 600 gulden, uit te keren na haar dood. Griet is gestorven op  6-1-1703 in Nuth, 74 jaar oud.  

IV.2 Joannes Slangen en Maria Houben      Nuth
(zoon van III.1)
Jan is geboren op 19-7-1607 in Nuth en trouwde daar op 15-10-1628 (21 jaar oud) met Maria Houben, geboren op 10-3-1606 in Nuth. Jan is gestorven op 3-1-1658 (50 jaar oud) en Maria op 8-11-1684 (77 jaar). Jan was eigenaar van het huis en de hof waar hij woonde. Ook had hij 24 kleine roeden koolhof in Nuth-dorp. In 1639 kocht hij 60 kleine roeden akkerland aan de poel (bij Grijzegrubben) voor 23 stuiver per kleine roede. De koopakte is echter doorgestreept; blijkbaar is de koop niet door gegaan. Verder zijn geen grondtransacties van hem bekend.
Het aantal kinderen is niet zeker. Het waren er minstens 5, maar vermoedelijk 8.
1. Petrus is vermoedelijk geboren in september 1629 (de doopakte is beschadigd). Bij een getuigenverhoor in 1666 zegt hij 36 jaar oud te zijn. Hij is gestorven op 20-11-1689 Nuth (ongeveer 59 jaar oud). Petrus trouwde op 15-6-1658 in de Hervormde kerk in Valkenburg met Christina Roex. Zij is in Nuth gestorven op 16-12-1684. Petrus is de stamvader van een tak die hoofdzakelijk in Nuth woonde en die rond 1850 uitstierf.      V.3
2. Theodorus is geboren op 30-8-1631 en vermoedelijk in Nuth gestorven in september 1669. Hij trouwde op 6-7-1659 in Valkenburg in de Hervormde kerk met  Maria Rouschen. Zij is in Nuth gestorven op 1-6-1702.              V.4 
3. Maria is geboren op 18-2-1634 in Nuth en daar gestorven voor 1639.
4. Cornelia (Neeleken) is geboren in Nuth en op 24-8-1636 in de St. Nicolaaskerk in Valkenburg gedoopt. Doopgetuige was Gertrudis, de nicht van Joannes, die in Craubeek woonde. Neeleke trouwde op 21-11-1660 in Heerlen (Hervormde kerk) met Paulus Goossens, geboren rond 1638. Neeleken is gestorven op 3-7-1709 (73 jaar oud) in Grijzegrubben en Paul op 17-10-1722, ook in Grijzegrubben. Hij was toen ongeveer 84 jaar. Ze hadden 7 kinderen.. Paul was vanaf 1703 kerkmeester.
Paul was nog al eens bij ruzies betrokken. Bij het feest op 1 mei waarbij de mei-den werd geplaatst kreeg Nelis Slangen (zwager van Paul) ruzie met mensen uit Hulsberg. Paul wilde tussenbeide komen, maar kreeg behoorlijke meppen van enkel mensen uit Grijzegrubben. Begin november 1666 kreeg Paulus ruzie met een Vaes Hamers. Beiden waren, samen met Thonis Slangen (een neef van zijn vrouw) van Elsloo op weg naar huis toen ze bij Schimmert ruzie kregen. Paulus bedreigde ploteling Vaes met een mes, roepende dat hij een schelm en een dief was. Vaes verweerde zich met een stok. Thonis trachtte de kemphanen te scheiden, maar dat lukte niet. Op 7 november 1666 vond er een ondervraging plaats omtrent een messteek die Paulus had toegebracht aan Servaes Hamers. Een dik jaar later, op 17 januari 1668 werden verschillende mensen ondervraagd omtrent een ruzie ten huize van Jan Bemelmans op Nierhoven. Paulus Gosens, circa dertig jaar oud, legde een uitgebreide verklaring af omtrent de scheldpartij of messentrekkerij tussen Simon Rousschen en Peter Tessers. Drie jaar later, op 3 juni 1671 werden verschillende mensen, waaronder Margriet Slangen, Helena Spechs en Anna Slangen, ondervraagd omtrent scheldwoorden en bedreigingen, door Paulus Goossens geuit tegen Alexander van Schaesbergh.
In 1696 werd bij een inspectie van de wegen geconstateerd dat Paul 5 wilgen te dicht bij de weg had staan. Hij kreeg een boete en moest de wilgen opruimen. In 1696 nam Paul een knecht in dienst voor een loon van 30 gulden per jaar. Bovendien kreeg de knecht 2 paar nieuwe schoenen en enkele hemden. Een half jaar later steelt die knecht 'snachts 5 pattacons en verdwijnt. Hij is niet meer teruggezien.
Goossens kocht en pachtte ook enkele honderden roeden land in Nuth; hij was ook een van de weinigen die paarden had. In 1694 leende hij 15 pattacons uit en kreeg daarvoor een koolhof van 40 roeden in Grijzegrubben in bruikleen. In 1713 had hij een 7 jaar oude ruin (gecastreerd paard) en een aftandse merrie. In 1720 maakte hij een testament op waarbij zijn bezittingen over de 5 kinderen gelijkelijk verdeeld werden. Zijn dochter Catharina kreeg wegens trouwe diensten alle geoogste en staande gewassen erfde, op voorwaarde dat zij hem ook verder van kost, inwoning en kleding zou voorzien en voor de begrafenis zou zorgen. Ook kreeg zij 100 roeden land in het Nagelbekerveld onder Schinnen.
5. Maria (Meijken) is gedoopt op 2-5-1639 in Nuth. Op 8-9-1660 trouwde in Valkenburg (Hervormd) Marij Slangen uit Nuth met Thomas Thijssen uit Schinnen. Thomas is vermoedelijk overleden op 9-7-1665 in Beek. Vanaf ca 1670 tot rond 1700 woont een Maria Slangen (Sclangen, Schlangen) in Voerendaal. Ze is getrouwd met Joannes van Hommerich; ze krijgen 3 kinderen. Maria Houben, haar moeder, is doopgetuige.
6. Cornelius (Nelis) is geboren rond 1640; een geboorte-akte is niet bekend. Hij is gestorven op 23-2-1727 in Schimmert. Hij trouwde op 29-6-1667 in Valkenburg (Hervormd) met Joanna Wauben. Nadat zij  op 2-2-1674 in Schimmert was gestorven trouwde hij opnieuw op 29-10-1675 in Schimmert met Emerentia Frischen. Zij stierf op 9-1-1719 in Schimmert.     V.5
7. Elisabeth (Lijsken) is geboren op 1-7-1649 in Nuth en is daar waarschijnlijk op 17-jarige leeftijd gestorven op 8-6-1666.
8. Anna is waarschijnlijk geboren rond 1658. Ze trouwde op 7-1-1675 trouwde in Spaubeek met Peter Bemelmans. Met hem had ze tussen 1677 en 1708 in Schimmert 9 kinderen. Cornelius (V.5) en zijn vrouw waren in 1683 en 1692 doopgetuigen. Ze hadden een eigen huis, op den Put genaamd, met hof en weide (16 grote roeden) op de Bies en veel grond. Peter is vermoedelijk op 31-3-1723 in Schimmert gestorven. Hij kon netjes schrijven. Bij het overlijden van hun ouders erfden de kinderen een groot aantal stukken grond in Schimmert. In 1688 verkocht Peter 2,5 morgen weiland voor 2 gulden per kleine roede. In 1689 neemt hij een schuld van 100 gulden van zijn vader over, die dat geld in 1677 geleend had. Hij borgt met zijn huis, hof en weide op de Bies en met een morgen akkerland.In 1695 verkocht Peter aan Matthijs Roex een halve bunder en tien kleine roeden akkerland in Hunnecum onder Wijnandsrade, voor een gulden per kleine roede. Het geheel was belast met anderhalve kop rogge en drie koppen haver aan het kasteel en de pastorie van Wijnandsrade. In 1696 kocht Jan Slangen (zoon van V.3) de grond voor 222 gulden, gebruik makend van het recht dat familieleden binnen een jaar een verkoop ongedaan kunnen maken. In 1721 kochten Peter en Anna 25 kleine roeden akkerland in het Oenselerveld en 47 kleine roeden aan de Houtsgracht voor 26 stuiver per kleine roede. Omdat het eerste perceel belast was met een halve kop rogge per jaar aan de kerk van Schimmert werd de koopprijs met 5 gulden gekort.

In de periode 1640-1660 ontbreken vaak kerkelijk registers. Van Petrus, Cornelius en Anna zijn geen doopakten te vinden of ze zijn beschadigd. Dat Cornelius een zoon uit dit gezin is blijkt uit het feit dat Paulus Goossens hem in 1663 zijn zwager noemt.
Dat Petrus een broer van Cornelius was blijkt uit een verkoopakte uit 1668. Peter verkocht toen samen met zijn zonen Jan en Steven en mede namens zijn broer Nelis en zijn zus Meijcken 8 kleine roeden moestuin in Nuth. Uit verkoopakten uit 1695 blijkt de relatie tussen Anna en Petrus.

Katholiek, maar toch Hervormd trouwen.
De kinderen van Joannes trouwden bijna allemaal in een Hervormde kerk. In de Staatse gebieden was vanaf 1632 een katholiek huwelijk niet rechtsgeldig. Katholieke geestelijken werden verdreven en katholieken kwamen niet in aanmerking voor overheidsfunkties. Maar Nuth was Spaans, dus daar golden deze regels niet. Waarom ze dan toch niet in Nuth trouwden is onduidelijk. De kinderen werden wel gewoon katholiek gedoopt. Misschien was de pastoor toch gevlucht, want pas in 1661 werd definitief beslist dat Nuth Spaans bleef. Tussen februari 1656 en juli 1667 waren er in Nuth maar een paar huwelijken. Ook werd er van 1637 tot medio 1639 en van februari 1657 tot februari 1661 heel weinig gedoopt. Vanuit vele dorpen in de omgeving trok men naar de Hervormde kerken in Valkenburg, Heerlen en Beek om te trouwen.

IV.3 Laurentius Slangen en Anna Herincx      Nuth (Reuken)
(zoon van III.1)
Laurentius (Lens) is geboren op 21-1-1610 in Nuth. In 1666 leefde Lens nog; hij had toen grond in de buurt van Grijzegrubben bij de zwarte kuil. Verder is van hem en zijn vrouw niets te vinden. Ze hadden 4 zonen, waarvan er 3 vrij jong gestorven zijn.        
1. Theodorus is geboren op 20-4-1632 in Brunssum en gestorven op 8-8-1700 in Spaubeek, 68 jaar oud. Hij trouwde op 23-10-1661 in Beek met Anna Stevens. Zij is gestorven in Spaubeek op 12-8-1669.       V.6
2. Matthias  (Tijs) is geboren op 28-10-1635 in Nuth en daar gestorven op  30-11-1676 (41 jaar oud). Hij trouwde op 15-9-1668 in Nuth met Maria Maes. Zij is geboren op 3-2-1644 in Nuth en daar gestorven op 15-8-1676 op 32-jarige leeftijd.         V.7
3. Joannes (Jan) is geboren op 27-6-1640 in Nuth en gestorven op 29-8-1676 (36 jaar oud). Hij was gehuwd met Aleidis Janssen.          V.8
4. Arnoldus (Aret) is geboren op 29-5-1644 in Nuth en is gestorven in 1677 of 1679. Hij trouwde met Gertrudis Korffs.           V.9  
Mogelijk is ook nog een Anna deel van dit gezin. Haar geboorte is onbekend; ze trouwde op 16-2-1667 in Spaubeek met Joannes Frissen. Met hem kreeg ze in Nuth in 1667 een zoon en in 1669 een dochter. Mathias Slangen (haar broer?) was getuige bij het huwelijk en de geboorte van het eerste kind. Van hun overlijden is niets bekend.

Sterfte door dysentrie
In de 17-e en 18-e eeuw kwamen vaak uitbraken van dysenterie voor waar velen aan stierven. In 1669, 1676, 1702, 1737, 1747 en 1781 was dit in heel Zuid-Limburg het geval. De epidemie begon meestal na een droge zomer; door de droogte en warmte raakten de waterputten verontreinigd. Doortrekkende legers zorgden door hun plunderingen voor voedselgebrek en ze verspreidden de ziekte. Van augustus tot oktober 1676 was er een uitbraak die b.v. in Geleen aan 20 % van de inwoners het leven kostte. De uitbraak van 1747 maakte in Nuth 70 slachtoffers op 1100 inwoners. Ook de familie Slangen ontkwam hier niet aan. Het gezin van Laurentius (IV.3) werd zwaar getroffen. Mathijs, zijn vrouw en zoon Joannes stierven binnen enkele maanden in 1676. Ook het gezin van Arnoldus ( IV.1) kende veel slachtoffers. In 1669 stierven een dochter en haar man in Spaubeek op dezelfde dag en in 1676 stierven nog een zoon en een dochter. Nicolaas (IX.5) verloor in 1781 in een week tijd zijn vrouw en twee kinderen. De meesten waren bij hun overlijden 30 tot 50 jaar oud
De epidemie van 1669 kostte aan 4 leden van Slangen-families het leven, die van 1676 aan 5, in 1702 waren het er 4, in 1737 2, in 1747 waren er 5 slachtoffers en in 1781 nog eens 6.


IV.4 Joannes Slangen en Margaretha Wijngarts      Craubeek (Klimmen)
(zoon van III.2)
Jan is in Craubeek geboren rond 1580. In 1629 was hij getrouwd met Geet Wijngarts en woont dan met zijn zussen in het ouderlijk huis. Hij overleed in 1631, rond de 50 jaar oud. Geet overleed enkele jaren later. Ze hadden geen kinderen. In 1628 koopt Jan samen met zijn zussen 3 morgen en 10 kleine roeden weiland in Craubeek naast grond die ze al hadden. De prijs was 54 stuivers per kleine roede. In 1629 kocht Jan van zijn zussen (Maria, Geet, Catharina en Beatrix) 40 kleine roeden weiland in Craubeek voor 100 gulden. Op 24 april 1631 lieten Jan en Geet een testament maken. Twee schepenen gingen daarvoor naar Craubeek “ende aldaer gecomen sijnde gevonden den persoen van Johan Slangen wije ooch sijne huijsvrouwe Geet Wengarts beijde cranck te bedde liggende wesende sij beijde personen noch bij goeden verstande ende memorie wesende vreesende off sij beijde in merder cranckheit off swaechheijt mochten geracken of veellichts dat godt allemachtich haer quame te gebieden van deser werelt aff te haelen....”. Vervolgens bepalen ze dat huis, hof, weiden en land en alle andere bezittingen aan de langstlevende toekomen. En als “godt allemachtich haer beijde quame te gebieden van deser werelt te scheijden” dan zouden de kinderen van haar broer Giel Wingarts en Catharina Slangen alles erven. Hun nicht Jehenne Schillings kreeg als beloning voor haar hulp aan hen een kist die in de kerk van Klimmen stond. Jan is kort daarna overleden, Geet echter overleefde de ziekte. Zij verkoopt in 1631 58 kleine roeden land in Craubeek voor 23 stuiver per kleine roede. Eind 1631 leent ze in Maastricht 250 gulden. Ze stelt als borg anderhalve morgen weide naast haar woonhuis, 6 grote roeden land gelegen aan de weg naar Termaar en alle goederen die ze van haar man geërfd had. Haar broer Giel borgde eveneens met zijn land.

IV.6 Petrus Slangen en Catharina Morians         Maastricht
(zoon van III.3)

JacobskerkVrijthof zuidoosthoek toeschrijving V Klotz voor 1670
In het midden de St. Jacobskerk (in de ZO-hoek van het Vrijthof, tekening voor 1670). Het was de parochiekerk van vele leden van de familie Slangen.

Petrus (Peter) is op 26-8-1607 gedoopt in de St. Jacobskerk. Hij trouwde op 19-1-1633  in deze kerk met Catharina Morians. Hij is gestorven op 11-8-1665 (58 jaar oud) en  Catharina op 6-11-1668. De uitvaartdiensten waren in St Jacob, maar beiden zijn in de Dominicanerkerk begraven. De pastoor van St. Jacob schreef het volgende in het parochieregister (vertaald uit het Latijn):
“Den elfde augustus is ’s avonds de heer Petrus Slangen, schepen van deze stad, in de Predikherenkerk begraven en zijn hem wegens zijn grote toewijding voor de parochie alle voorrechten toebedeeld.”
Peter was apotheker en meester van het “cremer ambacht”. 
Peter was (zeker vanaf 1649) tot zijn dood Luiks schepen van de stad Maastricht (een van de 20 schepenen) en was ook gezworene. In oktober 1658 gaat Pieter namens het gemeentebestuur naar de Prins-Bisschop van Luik om toestemming te vragen voor de bouw van het nieuwe stadhuis. Hij nam een model van het nieuwe stadhuis mee. In het verslag van die bijeenkomst staat te lezen:
t model van een nieuw stadtshuijs, beneden geingeneert, door architect Post ende door haere geapprobeert, verthoonen aen de Secrete Raedt van sijne hoogheijt van Luijck ende van de selve model pprobatie te versorchen “.
In 1636 leent Pieter van het Armenbestuur van de St. Martenskerk in Wijck 500 gulden tegen een rente van 6,25 %. In 1637 koopt hij voor 300 gulden een huis in de Hoenderstraat. Hij was toen al apotheker. De vorige eigenaar was stadstrompetter en zijn buurman kleermaker. Het huis was belast met een lening van 200 gulden bij de Armenkas van  de St. Martenskerk in Wijck. De resterende 100 gulden betaalde Pieter af in 4 termijnen. In 1646 schenkt hij dit huis aan het Convent van St. Augustinus.
In 1643 kocht Peter het huis “de kleine Raeff” in de Brugstraat. Hij leende hiervoor 1000 gulden, die in 1652 terugbetaald werden.
In 1648 vordert Pieter van scheperjan uit Itteren de achterstallige betaling van jaarlijks een vet lam voor een weitje in Itteren.
In 1657 kocht Pieter een bouwplaats bij de Grote Gracht en de Spilstraat waar de gevangenispoort gestaan heeft, die bij opbod verkocht werd. Een half jaar later verkocht hij die weer. In 1658 was hij eigenaar van het huis genaamd “het Paradijs” in de St. Jorisstraat tegenover de Spilstraat (nu Grote Staat 37; rond 1950 was hier café het Paradijs).  Hij borgde toen met dit huis voor een lening van160 pattacons. Op het huis stond al een schuld van 1600 gulden.
In 1660 voerde Peter een proces tegen de Sittardse predikant Joaannes Lemmens. Hij had hem medicamenten geleverd en geld geleend, totaal 52 rijksdaalders. Lemmens kon echter niet betalen. Het stadsbestuur van Maastricht stuurde een brief naar Sittard met het verzoek om goederen van de predikant in beslag te nemen. In 1663 had hij weer te doen met een wanbetaler (Gerard Govy); de procedure sleepte tot 1668.
Het paar had 2 kinderen die gedoopt zijn in de St. Jacobskerk; ze waren Luiks burger.
1. Eustachius is geboren op 24-11-1633. Van hem is verder niets bekend. 
2. Catharina is geboren op 21-9-1635 en trouwde met Jan Crulen (Kreuwen); ze woonden in Gulpen.Haar tante Maria Beckers is in 1671 doopgetuige bij de geboorte van haar dochter

IV.7 Eustachius Slangen en Elisabeth N.N. / Sara Hensen     Maastricht
(zoon van III.3)
Eustachius is geboren op 16-1-1609 in Maastricht en gedoopt in de St. Jacobskerk. Hij is gestorven op 8-2-1678, 69 jaar oud, en in de St Nicolaaskerk begraven. Hij trouwde eerst met een Elisabeth, die echter voor 1648 overleed en daarna op 17-2-1648 in St. Nicolaas met Sara Hensen. Sara is geboren in Maastricht op 5-7-1622 en is gestorven op 23-2-1680, 57 jaar oud. Ze is in de Nicolaaskerk begraven.Ze woonden hoogstwaarschijnlijk in het huis "Stockholm" in de Stokstraat.
Het beroep van Stas was lakenscheerder en schapenkoopman. Hij was meester en ouderling (bestuurslid) van het lakenscheerdersambacht. Hij was niet onbemiddeld gezien het feit dat hij, zijn vrouw en enkele kinderen in de kerk begraven werden. Hij was eigenaar van het huis Stockem in de Stokstraat. Hij had ook bezittingen aan de Kaelpoort in Wijck en leent ook grote bedragen aan anderen.
Het eerste kind, waarvan Elisabeth de moeder was, is in tegenstelling tot de anderen in St. Jacob gedoopt en was Brabants inwoner van Maastricht. Met Sara had Stas 8 kinderen, die in de St.Nicolaaskerk gedoopt werden en Luiks burger waren. De kinderen, in elk geval de zoons, konden schrijven.
1. Maria is geboren op 9-2-1643 en waarschijnlijk ongehuwd gestorven op 15-8-1664.
2. Helena is geboren op 18-5-1649 en gestorven op 31-10-1726. Ze is in de kerk (St Nicolaas) begraven. Ze trouwde op 14-2-1672 in St Nicolaas met Fredericus Lijssens (Lisens, Lyssens). Hij was burger van Maastricht en van beroep kaarsenmaker. In 1675 koopt hij van de zoons van zijn oom Willem het huis “de Goutmolen” in de Kleine Staat voor 3300 gulden. Hij overleed op 10-11-1683 en is in de kerk begraven. Helena ging verder met kaarsen; rond 1700 leverde ze aan de kerk van Amby. Ook handelde ze in rogge. Ze hadden 3 dochters en een zoon. De zoon trad in bij de Kruisheren in Maastricht. De drie dochters konden schrijven. In 1691 woonde Helena met 2 kinderen in de Wolfstraat. In 1705 eist kanunnik Mercier terugbetaling van een lening van 70 rijksdaalders. Ook heeft ze 24 vaten rogge nog niet helemaal betaald; Mercier eist nog 46 gulden en 16 stuivers.
In 1693 leent Helena van Hendrick Stox 1600 gulden tegen 5 % rente. In 1703 wordt deze lening verlengd en borgt Helena met haar helft van het huis Stokkem in de Stokstraat en 22 grote roeden akkerland, in Maastricht en in Heer gelegen. In 1704 draagt Helena bezittingen over aan haar drie ongehuwde dochters, die hiermee voor een lening van 600 gulden borgen. Het gaat om het huis van Helena genaamd de “Goldt Meulen” in de Kleine Staat, haar vierde deel in het huis “de Booge” op de Kersenmarkt, een bunde akkerland in Pietersheim en grondstukken in Vroenhoven, Millen, Hese, Lanaken en Libeek (St. Geertruid). In 1722 lenen ze nog eens 900 gulden van de Nicolaaskerk en borgen met dezelfde goederen. In1716 krijgt Helena met haar 3 dochters 500 gulden uit de verkoop van het huis "de Booge".. Rond 1720 had ze problemen met de betaling van de rente van de lening van Stox. De kinderen van Stox eisten in 1721 487 gulden achterstallige rente. In 1724 was dat al opgelopen tot 510 gulden. De lening liep tot 1727 en in 1728 eisten de kinderen Stox hun geld met rente en gemaakte gerechtskosten op. De kinderen van Helena betaalden uiteindelijk 400 gulden rente en 104 gulden en 5 stuivers voor de gemaakte kosten.
3. Arnold is geboren op 27-8-1651 en gestorven voor 1660.
4. Eustachius is geboren op 17-7-1652 en is gestorven op 30-12-1719 in Maastricht (67 jaar oud) en is in de St. Nicolaaskerk begraven. Hij trouwde op 1-10-1700  in de St.Nicolaaskerk met Elisabeth Roocx en daarna op 14-1-1717 met Catharina de Hoes.         V.13
5. Gulielmus is geboren op 28-9-1654 en vermoedelijk voor 1681 overleden. In 1675 woonde hij bij zijn neef in Gulpen.
6. Petrus is geboren op 29-8-1657. Hij trouwde op 26-4-1693 in de St. Nicolaaskerk in Maastricht met met  Maria Elisabeth van de  Hoeve. Beiden zijn voor 1706 overleden.            V.14
7. Arnold is geboren op 24-1-1660 (Luiks) en is, 29 jaar oud, gestorven op 23-7-1689. Hij was ongehuwd en is in de St Nicolaaskerk begraven. In 1687 leent Arnold van kanunnik Frencken 600 gulden. Als borg stelt hij zijn vierde deel in het huis Stockem in de Stokstraat en een vierde van het kapitaal van 1040 gulden dat zijn oom Willem nog schuldig is voor het huis genaamd “de houtmolen”. Verder stond zijn zus Helena borg met al haar bezittingen. In 1697 betaalde Helena, samen met haar broer Peter het geld terug..
8. Barbara is geboren op 3-12-1662; vermoedelijk is ze overleden op 3-8-1677. De pastoor van St. Nicolaas meldt dan het overlijden van een dochter van Eustachius, maar hij is de voornaam vergeten te vermelden. Ze werd in de kerk begraven.

In 1666 koopt Stas 3 percelen grond in de buurt van de Zwarte koul bij Grijzegrubben, groot resp. 3 morgen en 29 kleine roeden, anderhalve morgen en 40 kleine roeden. De prijs was 25 stuiver per kleine roede. In 1675 koopt Stas nog eens twee percelen, groot 2 bunder en 33 kleine roeden bij Grijzegrubben. Een perceel ligt aan de Peutscoul en het ander naast grond die hij al in bezit had. In 1682 hebben zijn erfgenamen ook grond in Nuth in de Witheg.
De kinderen Stas, Peter, Arnold en Helena verhuren in 1681, na het overlijden van hun moeder, het huis Stockholm in de Stockstraat voor 150 gulden per half jaar. In 1691 wordt het huis bij opbod verkocht aan de hoogste bieder op het moment dat een brandende kaars dooft. De koper is Aegidius Lijssens, zwager van Helena. Vervolgens koopt Helena voor 420 gulden een kwart van het huis. Rond 1700 waren de kinderen in het bezit van het huis "de Voetbooge" aan de Kersenmarkt. Het huis was een erfenis van een Maastrichtse kannunik. In 1716 werd dit huis, waarop geen schuld stond, verkocht voor 4000 gulden.

IV.8 Wilhelm Slangen en Ida van Ophoven/Maria Beckers         Maastricht, Gulpen
(zoon van III.3)
Willem is geboren op 8-9-1623 in Maastricht en gedoopt in de St.Jacobskerk. Hij is overleden tussen 1672 en 1675. Willem kon schrijven. Hij trouwde op 17-7-1645  in St. Jacob met Ida (Itje) van Ophoven. Ida erft in 1650 het huis van haar ouders in Maastricht. Hier zijn 4 kinderen geboren, de 3 eersten werden gedoopt in St. Jacob; zij waren Luiks burger. Rond 1660 verhuisde het gezin naar Gulpen waar Ida in 1663 is gestorven. Ze is daar in de kerk begraven. Willem trouwt daarna met Maria Beckers uit Maastricht. Ze trouwden op 14-2-1664 in de St. Nicolaaskerk en op 18-2-1664 in de Hervormde kerk in Gulpen (de achternaam van Maria is daar  Herberts). In Gulpen is de pastoor van de Maastrichtse St. Nicolaaskerk aanwezig als getuige.In de Staatse gebieden was alleen een huwelijk in de protestantse kerk rechtsgeldig; waarschijnlijk trouwden ze daarom twee keer. Met Maria krijgt Wilhelm 2 kinderen. Maria overlijdt tussen 1670 en 1674 en Willem in 1674 of 1675. Na 1675 worden in verkoopakten alleen nog Stas en Nicolaas genoemd; de andere kinderen zullen dan al overleden zijn.

nicolaaskerk
De St Nicolaaskerk in Maastricht, gebouwd in 1342, afgebroken in 1828. (tekening uit 1740, rechts de OLVrouwe-kerk). In de Nicolaaskerk werden veel leden van de familie Slangen gedoopt en trouwden ze. Velen zijn ook in de kerk begraven.

1. Helena is geboren op 29-8-1646, overlijdensdatum onbekend. 
2. Eustachius is geboren op 14-10-1648 en gestorven op 22-3-1681 in Gulpen, 32 jaar oud Hij trouwde op 4-9-1674 in Gulpen  met Catharina Beckers; zij is gestorven op 5-8-1720 in Gulpen.     V.10
3. Nicolaus is geboren op 8-3-1651 en gestorven op 21-9-1723 in Gulpen op 72-jarige leeftijd. Hij trouwde met Joanna Sleijpen die is geboren in 1651 en gestorven op 27-2-1704 in Gulpen. Na haar dood  trouwt Nicolaus met Elisabeth Schijns (Scheijns). Zij is geboren in 1673 en  is gestorven op 19-12-1733 in Gulpen              V.11 
4. Petrus is op 31-8-1653 gedoopt in de Martinuskerk. Hij trouwde op 6-6-1694  in de St.Nicolaaskerk in Maastricht met Joanna Aerts       V.12
5. Maria Barbara is geboren in Gulpen; de doop op 30-11-1664 is ingeschreven in Gulpen en in Wijlre. Bij de doop waren getuigen Salome van Eijnatten (weledelgeboren vrouwe van Gulpen) en Anthonius Vaes (secretaris en betaalmeester van Maastricht). Ze is voor 1670 overleden.
6. Joannes Adolphus is geboren in Gulpen en op 6-10-1667 gedoopt. De doop is ingeschreven in Wijlre en in Gulpen (met als derde naam Ferdinand); getuige was de baron van kasteel Mheer. Hij is voor 1670 overleden.

In 1645 leent Willem 300 gulden van Otto van Ophoven. Als onderpand stelt hij 4 huizen in het Ruijterstraatje in Wijck bij de Hoghe Brughpoort aan de Maas (die Nicolaas van Ophoven ooit gekocht heeft) en 8 grote roeden akkerland bij Wijck. In 1696 betalen zijn zoon Nicolaas en de erfgenamen van zijn zoon Stas de lening terug aan Jacques van Ophoven (zoon van Otto en hoogschout van Maastricht).
In 1652 voerde Willem een proces over de erfenis van de ouders van zijn vrouw. De schoonfamilie onder aanvoering van zijn schoonzus Christina Coecken vond dat hij meer kreeg dan omschreven in de huwelijksvoorwaarden. In het archief in Maastricht ligt een dossier van 10 cm dik met alle juridische processtukken.
In 1660 is Willem voor de helft eigenaar van een korenmolen bij de Pieterpoort in de “nieuwe stad” (het gebied tussen de oude en de nieuwe stadswal).
Rond 1652 wil Willem een huis in Gulpen kopen, maar dat gaat uiteindelijk niet door. In 1659 woont hij in Gulpen en verhuurt hij zijn huis in de Hoenderstraat in Maastrcht voor 70 gulden per jaar. In 1660 koopt hij in Gulpen het huis “het Ross” aan de straat naar Maastricht, dat bij opbod werd verkocht. Hij verkoopt dan het huis “de swarte Leerse” aan de Zaterdagmarkt,met een achterhuis uitkomend op de Hoenderstraat, voor 4500 gulden. In Gulpen begon hij een herberg met de naam “het witte peerd”. In 1668 koopt hij van de erfgenamen van schout Krup voor 1200 gulden het naastgelegen huis “den ancker”. In 1672 wilde hij “den ancker” afbreken en vervangen door een poort naar zijn eigen huis zodat hij gemakkelijk met paard en wagen bij en om zijn huis kon rijden. Maar daarvoor had hij wel toestemming van de heer van Neubourg nodig aangezien deze recht had op een vergoeding op dit huis. Deze vergoeding werd nu overgezet op de herberg, die daardoor dubbel belast werd. Dat betekende dat de heer van Neuburg bij overlijden van Willem van zijn erfgenamen de vergoeding staande op de herberg en op het af te breken huis zou krijgen. In 1675, na het overlijden van Willem, stond “het Ancker” leeg maar was niet afgebroken. In 1670 kocht Willem ook nog een huis met stallingen, mest- en koolhof op de weg naar de Nieuwenborg voor 371 pattacons.

Maria Beckers, de tweede vrouw van Willem was niet eerder getrouwd. In 1670 liet ze bij de pastoor van Gulpen een testament maken, waarbij ze Gerard en Jan Beckers (haar broers?) tot mede-erfgenamen benoemt. Haar twee kinderen waren blijkbaar al overleden. Ook “het witte peerd” was blijkbaar eigendom van Maria, want in 1679 erven Anna en Catharina Beckers (getrouwd met Stas Slangen) het huis.

In 1661 wilde Willem de tol van Gulpen pachten. Hij zou dan de tol moeten heffen van kooplieden die met hun waar vanuit het Spaanse gebied naar Gulpen kwamen. Het ging om een zwijgende (of doorvarende) tol. De koopman kon gewoon doorrijden maar moest zich in Gulpen bij de tollenaar melden. De rentmeester van Herzogenrath (waar Gulpen onder viel) had de tol verpacht aan Peeter Scharmont Op 29 september verpachtte deze de tol aan Willem voor 24 pattacons per jaar. Daags ervoor had hij ze echter voor hetzelfde bedrag verpacht aan Nicolaes Schuts. Toen Willem op 4 oktober tol inde van een reiziger deed Schuts zijn beklag bij de Raad van State in Den Haag. De rentmeester van Herzogenrath stuurde een brief naar Den Haag waarin hij stelde dat Schuts incompetent was en dat Willem Slangen een “gequalificeerde tholenaar” was en dat Willem dus benoemd moest worden.Op 11 november deed de Raad van State uitspraak en stelt Schuts in het gelijk. Enkele jaren later is Schuts schepen van Gulpen, dus zo incompetent was hij niet.

In 1672 was Willem collecteur van Gulpen; hij was daarmee verantwoordelijk voor het innen van de belastingen en voor de gemeentelijke uitgaven. Samen met de kasteelheer van Neubourg Francois baron van Eynatten, schout Gillissen en Sampson de la Haije leende hij voor de gemeente 400 rijksdaalders bij een koopman in Aken. Door de daaropvolgende oorlog kon de gemeente haar schuld niet terug betalen en in 1680 spande de weduwe Magdalena van Eynatten een proces aan waarbij ze eiste dat de vier gemeentebestuurders persoonlijk dat geld terug zouden betalen. Omdat Willem overleden was zat zoon Stas en later zijn weduwe met de problemen. In 1681 besliste de Raad van Brabant dat de vier het bedrag waarvoor ze borg hadden gestaan moesten betalen. Voor de erfgenamen van Willem was dat 50 pattacons plus rente en proceskosten. Het bestuur van Gulpen ging in beroep; de processen in Den Haag sleepten tot 1682. Uiteindelijk moest de gemeente grond verkopen om haar schulden af te betalen. Door de oorlog waren die opgelopen tot enkele duizenden rijksdaalders.

IIn 1673 heeft Willem nog bezittingen bij het Kaelpoortje in Wijck. De molen in de nieuwstad is voor 1675 verkocht; in dat jaar betaalt de molenaar aan Stas en Nicolaas 450 gulden en neemt een lening over van 250 gulden die nog op de molen stond..
Ook in 1675 verkopen de biede zoons het huis “de kleine Goutmolen”  gelegen in de Kleine Staat voor 3300 gulden aan Frederik Lijssens, getrouwd met hun nicht Helena.  Stas was voor ¾ eigenaar en Nicolaus voor ¼ deel. In de koopakte werd echter opgenomen dat het huis verkocht was aan hun oom Stas. Dat werd gedaan omdat hun tante Isabella het er niet mee eens was dat het huis buiten de familie verkocht zou worden. Op het huis rustte nog een schuld van 1040 gulden aan hun tante Isabella en aan hun oom Stas. Het was ook belast met een erfpacht van 12 vaten rogge per jaar. In 1682 lieten twee zoons van Stas (Stas en Peter) bij de notaris vastleggen dat Lijssens de eigenaar was.In 1676 verkochten Stas en Nicolaas 8,5 grote roeden akkerland in Maerlant voor 32 pattacons.
In 1699 verhuurden Nicolaas en Hendrik Erckens (waarmee de weduwe van Stas getrouwd is) een huis met hof aan de Wal in Wijk; het moet een erfenis van Willem betreffen. Ze verhuren het Anna Lijssens en haar man voor 50 gulden per half jaar.
vrijthof1669
De oostzijde van het Vrijthof in Maastricht in 1669 (pentekening van Josua de Grave).













 

Omstreden erfenis.
Ida van Ophoven, de vrouw van Willem Slangen, was het enige kind van Nicolaas van Ophoven en Helwig Callenberg. In 1623 overleed Helwig en Nicolaas trouwde met Maria Cleijans. Hij bezat toen de helft van een korenmolen in de nieuwstad in Maastricht, in 1615 voor 350 gulden gekocht. Aan de Kaelpoort (waterpoort) in Wijck had hij een stenen huis en had hij nog vier huisjes laten bouwen. Verder had hij een stuk land in het Wijckerveld (gekocht voor 100 rijksdaalders) en hij had nog 900 gulden uitgeleend. Nicolaas hertrouwde met Maria Cleijans maar overleed kort daarna. In de huwelijkse voorwaarden en het testament was opgenomen dat zijn vrouw alles zou erven.
Maria trouwde in 1627 opnieuw met Jan Coecken. Dat de erfenis van Nicolaas van Ophoven naar zijn dochter Ida zou gaan werd niet betwist. De huisjes aan de Kaelpoort werden door haar man Willem in 1645 zelfs gebruikt als onderpand bij een lening die hij kreeg van Otto van Ophoven. De financiële afwikkeling was erg ingewikkeld; het huis de Pauw in Wijck wordt met instemming van alle parijen verkocht om schulden af te betalen.
In 1650 eiste Christina Coecken, dochter van Maria Cleijans, echter de erfenis op met het argument dat in de huwelijkse voorwaarden en het testament van Nicolaas gesteld werd dat haar moeder erfgename zou zijn. In februari 1652 wijst het Luiks Hoogerecht de eisen van Christina af. Ze gaat in hoger beroep maar dat levert niets op. In 1660 is Willem nog eigenaar van de helft van de korenmolen en in 1723 zijn de zoons nog in het bezit van vier huisjes aan de Kaelpoort. Zijn vrouw verkoopt dan aan Christina Coecken en haar man het huis “de swarte Leerse”.